Flute


De houten dwarsfluit met zes vingergaten wordt in het muzikantenjargon soms Concert Flute genoemd, maar meestal spreekt men kortweg van een ´Flute´. Feitelijk gaat het om een versimpelde versie van de houten dwarsfluiten die in de achttiende en negentiende eeuw gebouwd werden voor het spelen van klassieke muziek in symfonische orkesten. Na weglating van de kleppen blijft er een fluit met zes vingergaten over die met dezelfde open vingerzetting bespeeld kan worden als de Tin Whistle. Op vraag van de muzikanten bouwt men echter ook vaak houten dwarsfluiten met de volledige reeks kleppen die nodig zijn voor het produceren van alle halve noten.
De boring van deze fluiten is conisch, maar kan qua verloop sterk verschillen naargelang van de voorkeur van de bouwer of naargelang van het historische type fluit dat men kopieert. Elk verschil in boring resulteert in een andere klankkleur en een verschillend volume. Hetzelfde geldt voor de vorm van het blaasgat dat op subtiele wijze kan verschillen.
In de Ierse traditionele muziek worden meestal dwarsfluiten in D gebruikt, in de Schotse traditie al even vaak de iets kleinere versie in Eb. Kleinere houten dwarsfluiten bestaan ook in G en F, grotere types in C, Bb en A. Deze laatste twee worden vaak gebouwd met een U-vormig gebogen hals. De meeste houten dwarsfluiten zijn stembaar, wat geen overbodige luxe is, daar ze erg temperatuurgevoelig zijn.